Visueel Verzet

Graphic design en radicaal activisme

H4: de activistische ontwerppraktijk

De activistische ontwerper in de praktijk

Ter afsluiting belichten we een aantal zeer belangrijke zaken die door ontwerpers en actievoerders te vaak buiten beschouwing worden gelaten. Op het eerste gezicht lijken onderwerpen als netwerken en samenwerken, voorbereiden en achteraf evalueren te veel voor de hand te liggen om ze uitgebreid te willen bespreken.

Echter, de praktijk wijst uit dat te veel in principe goede ideeën niet of slecht uitgevoerd worden door een slechte voorbereiding of doordat mensen teveel in hun eentje willen doen. En een goede nabespreking is essentieel om van je fouten te kunnen leren en om successen te kunnen verklaren, maar deze stap wordt bijna altijd overgeslagen.

Je netwerk opbouwen

Hoewel in het klassieke werkveld het ideaal van veel ontwerpers is ‘voor zichzelf te beginnen’ in een éénpersoons-bureau, valt het op dat vrijwel alle interessante voorbeelden van grafisch activisme zijn bedacht en uitgevoerd door een groep geëngageerde ontwerpers en niet door individuen.

Het komt vaak voor dat zo’n samenwerkingsverband speciaal voor de uit te voeren actie of campagne opgezet is en dat na de afsluiting daarvan de leden weer hun eigen weg vervolgen, zeer vaak ook is er sprake van een langdurig samenwerken in een collectief, dat een reeks van campagnes, acties en allerlei andere soorten ontwerpwerk produceert. Vaak hebben individuele leden wel hun eigen interesses of projecten, maar er is veelal sprake van een vergaande samenwerking tussen de leden van het collectief en andere groepen.

Drie sprekende voorbeelden van geëngageerde ontwerpcollectieven zijn Cactus Network uit Londen, Bildwechsel uit Berlijn en Ne Pas Plier uit Parijs. ‘Cactus Network, Bildwechsel and Ne Pas Plier are activist groups creating and distributing, socially engaged images, and getting them out on the ‘street’ to unfold their meanings in public confrontations with the idea that art is political not only in its frame but also in its distribution.’

Ne pas plier: oude rotten in een nieuw vak

Het collectief Ne Pas Plier, opgericht in 1991, opereert vanuit Ivry-sur-Seine, een voorstad van Parijs. Ne Pas Plier (niet vouwen) werd opgericht door de fotograaf Marc Pataut en de ontwerper Gérard Paris-Clavel. Deze laatste is bekend geworden door zijn werk voor Grapus, de voorloper van alle moderne geëngageerde ontwerperscollectieven. Paris-Clavel en Pierre Bernard raakten in 1968 betrokken bij de studentenopstanden, waarvoor zij een indrukwekkende reeks posters en muurschilderingen ontwierpen. Uit deze samenwerking kwam Grapus voort, een samentrekking uit ‘Graphique’ en ‘Crapule’, ‘Grafisch Tuig’. In de jaren zeventig ontwikkelde Grapus zich tot de ultieme modernistische ontwerpgroep, dat met geëngageerd werk voor overheid en linkse groepen poogde te streven naar de ideale socialistische utopie (zie illustraties).

Ne Pas Plier is dan wel mede opgericht door een lid van Grapus, de groep is gelukkig veel (post)moderner. Zij definiëren hun doel als ‘(…) dat de tekenen van armoede niet worden gevolgd door een armoede in tekens.’ Ne Pas Plier wil zich inzetten voor iedereen die zijn of haar recht om te bestaan wil uiten, in verzet tegen de dominante stromingen als neo-liberalisme en kapitalisme. Een beeld is daarbij niet een object op zich, zonder context, en het ontwerpen van een beeld is ook geen doel op zich. Slechts wanneer een beeld in een actie of een strijd wordt toegepast resulteert het beeld, ontstaat een politiek effect. Wanneer individuen of groepen het beeld dragen, komt het tot leven en genereert betekenis.

Een hoofddoel is dan ook het ontwerpen en inzetten van nieuwe beelden voor contexten waar van oudsher altijd weer dezelfde vlaggen en teksten worden gebruikt, zoals bij demonstraties tegen werkloosheid en uitsluiting. Onder het motto ‘Nous ne sommes pas en trop, nous sommes en plus’ (we zijn niet met teveel, we zijn een meerwaarde) ‘ils poussent à répondre à l’urgence de la misère et, dans le même mouvement, à penser un autre monde. En les écoutant, on comprend bien qu’au fond, le danger, ce n’est pas que le chômage du chômeur en lui-même, mais aussi le chômage des représentations, le chômage de la politique, le chômage du désir, le chômage du savoir, la précarité de l’écoute.’ Ne pas plier wil met haar werkwijze weg uit de statische contexten van musea en direct instappen in de dynamische wereld van de sociale strijd. Zij werken dan ook het liefst op de plaats waar verzet plaatsvindt en samen met de mensen om wie het gaat.

Het atelier van Ne Pas Plier doet tevens dienst als sociale werkplaats. Het heeft een dakterras met uitzicht over de gehele stad, waar duizenden schoolkinderen in de loop der tijd hebben getekend en geschetst in samenwerking met volwassenen uit verschillende beroepen. Deze ‘Observatoire de la Cité’ werd in het begin als tweederangsproject gezien, omdat de politieke impact niet meteen duidelijk was. Maar in de loop der jaren bleek het sociale belang van het in contact brengen van kinderen uit achterstandsmilieus met mensen uit alle lagen van de bevolking, kunst en zelf-expressie steeds meer.

Ne Pas Plier maakt werk dat op het eerste gezicht niet bijzonder lijkt. Maar hun manier van werken en de manier waarop de beelden binnen een context worden ontwikkeld, toegepast en vervolgens doorgegeven en op allerlei andere plekken opnieuw gebruikt maakt hen uniek en effectief.

Cactus Network

Het Londense Cactus Network combineert grafisch activisme met meer ontwerptheoretische projecten die zich richten op de rol en mogelijkheden van ontwerpers en kunstenaars binnen kritisch engagement. Zij hebben sterke banden met de Reclaim The Streets-beweging en ontwierpen voor diverse acties protestmateriaal, zoals een aantal aansprekende parodieën op conservatieve kranten.

Voor de gigantische anti-oorlogsdemonstraties in november 2001 creëerden zij The Spun, in de opmaak van rioolblad The Sun. Met de kop ‘Shop ‘til they drop’, boven een plaatje van een bommenwerper die zijn lading afwerpt op Afghanistan, openen zij een artikel over hoe de ‘dappere’ Tony Blair een geheim oorlogsplan onthult: ‘Winkelen voor vrijheid!’ Dertigduizend krantjes werden verspreid over heel het land.

Toen de Wereldbank en het IMF een top belegden in Praag introduceerde RTS de Financial Crimes, een krant met het uiterlijk van de gerespecteerde Financial Times, boordevol met de ándere feiten over wereldbank en IMF. Deze krantenparodiën beginnen de laatste jaren steeds meer navolging te krijgen bij andere groepen, met goede en minder elegant vormgegeven varianten. Het hoogtepunt van deze spoof-newspapers is wel de New York Times-hijack door Yes Men.

Tegenover deze actie-ontwerpen staan de meer inhoudelijke projecten van Cactus Network, die veelal als doel hebben activisten, ontwerpers, kunstenaars en kruisingen van deze categoriën een podium te bieden om ideeën uit te wisselen. In hoofdstuk twee werd het Debate Project geïntroduceerd. Andere voorbeelden zijn het postermagazine ‘Feeding Squirrels to the Nuts’, een platform voor discussies over communicatie en samenleving, en Cactus Magazine, een project dat refereert aan mail-art, politiek en afwijzing van de persoonsverheerlijking binnen grafisch ontwerp.

Cactus Magazine heeft tussen 1989 en 2000 ieder half jaar een uitgave uitgebracht, gecentreerd rond een thema. Deelnemers uit oost- en west-europa werd gevraagd om 150 exemplaren van een werk in te sturen in een maximale grootte. Die exemplaren werden dan verspreid over 150 pakketten, die naar alle deelnemers werden verstuurd. Thema’s waren onder andere Do it Yourself, Noise, Food and Waste en Only Dead Fish Go With The Flow

Bildwechsel

Het Berlijnse Bildwechsel (Beeldwissel, re: Wildwechsel, pad dat door wilde dieren wordt gebruikt) lijkt nog het meeste op een ontwerpstudio in klassieke zin. Het is een grafisch ontwerpbureau, gericht op cultureel, sociaal en politiek ontwerp. Bildwechsel benadert ontwerp vanuit de rol die het speelt in de sociale, politieke en culturele impact die visuele producten hebben in de samenleving en de verantwoordelijkheid die visuele producenten daarvoor dragen. ‘We are not interested in wrapping and styling up shit…’

De studio produceert met name gedrukt materiaal zoals posters, boeken, folders en pamfletten, maar ook schetsen voor websites en andere mdiaformaten, voor allerlei non-profit-organisaties en sociale en politieke groepen.

Samenwerken

Alle drie genoemde groepen, Cactus Network, Bildwechsel en Ne Pas Plier, kwamen samen in Brussel, tijdens de anti-Eurotop-acties van december 2001. Zij organiseerden een atelier in de Hallen van Schaarbeek waar zij in samenwerking met locale activisten, kunstenaars en studenten konden werken aan spandoeken, poppen, objecten en ander materiaal voor de straten van Brussel.

Eén project was een dagelijkse krant met 10.000 exemplaren, die het publiek op de hoogte hield van de acties en ontwikkelingen rond de top. Dit samenwerkingsverband, l’Atelier des (In)Visibles, bracht de mix tussen theorie en praktijk van Cactus Network, het werken op locatie van Ne Pas Plier en het fraaie drukwerk van Bildwechsel bijeen tot een ijzersterk geheel, dat de stad overspoelde met stickers, voorwerpen, krantjes en spandoeken. Zelden zijn protesten bij een Eurotop gepaard gegaan met zo’n indrukwekkende verzameling actiemateriaal.

Evalueren: Martijn Engelbregt

Acties en communicatieguerrillaprojecten worden bijna nooit geëvalueerd. Dat is jammer, want een campagne loopt bijna nooit precies zoals je vooraf verwacht had. Ook wanneer een actie goed liep, dan zijn er altijd thema’s die je verrast hebben, soms in positieve zin, soms tegenvallend. Met name de reactie van het publiek en de aandacht van de media pakken regelmatig anders uit dan je vooraf verwacht hebt. Om jezelf de gelegenheid te geven van je fouten te leren en successen te doorgronden is het nodig na afsluiting van je campagne met jezelf of je mede-actievoerders om de tafel te gaan zitten en te bespreken hoe het allemaal gelopen is en waar het mis of juist goed ging.

Wanneer je het over evaluaties hebt, dan kom je al snel op Martijn Engelbregt. Zijn werk bestaat uit allerlei quasi-serieuze onderzoeken naar de manier waarop mensen met hun persoonlijke gegevens omgaan. In het kader daarvan stuurde hij tweehonderdduizend Amsterdamse huishoudens een vragenlijst waarmee hij onderzocht in hoeverre mensen bereid zouden zijn om geïllegaliseerden aan te geven.

‘Het Registratie Orgaan Nederland (Regoned) is bezig met een inventarisatie van illegalen in Nederland. Ook als u niet illegaal bent wijzen wij u erop dat u dit formulier dient te retourneren.’ Aldus begon de brief die mensen onder meer vroeg of zij ‘illegaal’ waren of bereid waren geïllegaliseerden in hun omgeving aan te geven. Engelbrecht kreeg duizenden verontwaardigde, woedende maar ook nieuwsgierige reacties en ontving verrassend genoeg slechts 74 van de exact 200.608 formulieren terug, waarvan slechts drie mensen serieus bereid waren geïllegaliseerden aan te geven.

De media-aandacht was enorm en de discussies achteraf heftig. Het thema illegaliteit en hoe daarmee op een persoonlijk niveau om te gaan was volop in beeld. Je zou dus kunnen concluderen dat deze actie een doorslaand succes is geweest. Echter, er is één groep met wiens gevoelens Engelbregt overduidelijk geen rekening heeft gehouden met het opzetten van het project, namelijk het onderwerp van het onderzoek. De vele vluchtelingen en (voormalig) geïllegaliseerden die de brief ontvangen hebben, hoe hebben zij gereageerd? Vele mensen afkomstig uit landen met dubieuze opsporingspraktijken, die hier bovendien ook nog eens aan een onmenselijk asielbeleid en voortdurende onzekerheid over uitzetting onderworpen worden ontvingen deze brief.

Velen werden bang, sommigen doken zelfs onder. Een citaat uit een debat over dit project: ‘De man was vijf jaar lang illegaal vluchteling in Nederland en heeft inmiddels een paspoort, maar de angst voor registratie is hij nog niet kwijt. Onder de naam F. Vogelpest – ‘Mijn vrienden hielpen mee met kippen ruimen’ – vertelt hij van de angst en machteloosheid die hij met bevriende vluchtelingen voelde toen hij het Regoned-formulier had ontvangen. ‘De regering is streng geworden, dus deze actie kon heel goed serieus bedoeld zijn.’ Hij spreekt redelijk Nederlands, en kent het hier lang genoeg om een gezonde argwaan te krijgen bij een actie als deze. Op internet en in de kranten las hij toen dat het een kunstproject betrof. Zijn vrienden spreken de taal nog niet. ‘Ik kan hen niet overtuigen dat het maar een grap is. In elke grap zit een kern van waarheid. In hun land van herkomst wordt dit soort acties vaak in een onschuldig jasje gestoken.’’

Dat Engelbregt niet over de mogelijke reactie van het onderwerp van zijn onderzoek heeft nagedacht is hem aan te rekenen, maar het is een fout die door een blanke man in een blanke mannenmaatschappij gemakkelijk gemaakt kan worden. Van de ophef kunnen we allemaal leren: acties zouden niet over het hoofd van de belanghebbenden heen moeten worden georganiseerd…

 

Slotnoot

‘When you act in groups, social and political movements, or on issues, information becomes the heart of the matter, the key. You’ve got to get the information out. At the same time, that’s where you realize the media can really be an adversary.

The media represents truth in our societies. But the truth lies. The news media lie by omission, by distortion, by change of emphasis, or they just outright lie, putting words and images in your mouth and eyes that were ever there.

And like advertising or even art in a lot of cases, the news media address spectators, in a situation where they can’t talk back. Art in our societies stands for the individual, for subjectivity: it’s the opposite of organized party politics and propaganda. Which is fine for us, because we don’t believe in political parties as they’re organized today, and we don’t want to produce propaganda.

What passes for art in the multimedia economy of contemporary society is something that constantly borders on visual enter-tainment, the endless production of new attractions, novelty for novelty’s sake.

We want to create situations where you talk to people who talk back. Situations where the ears are as important as the eyes, where the written word and image get left behind in the coversation. The thing is just to find a social and political twist in artistic creativity, to set artistic processes at work in a group or a social and political movement, to turn originals into multiples, or multipliers.’

- Atelier des Invisibles

 

Zähne zeigt…

‘Nur wer’s Maul aufmacht, kann die Zähne zeigen’