Overtuigen versus ingrijpen
De meeste politiek geëngageerde ontwerpprojecten zijn met name gericht op het overtuigen van de ontvanger. Projecten die zich minder op overtuigen, maar meer op direct ingrijpen richten zijn in het geëngageerde ontwerp schaars. Uit de wereld van de directe actie kennen we de vernietiging van gentech-proefvelden en de grootschalige vrijlating van pelsdieren als voorbeelden van actie waarbij er eerst gehandeld wordt en daarna eventueel nog een plichtmatig debat volgt over de kwalijke kanten van genetisch gemanipuleerd voedsel (er is geen weg terug, we leveren ons uit aan bedrijven als Monsanto) of nertsenfokkerij (sneu voor de nertsen).
Acties die een belangrijke kunst- of ontwerp-component hebben en bovendien sterk in de richting neigen van het ingrijpen zijn de identificatie-diefstallen van de Yes Men, die in hoofdstuk drie nog uitgebreid besproken zullen worden. Maar voor alle actief geëngageerd ontwerp geldt het principe dat grafisch ontwerp is gericht op overtuiging van de ontvanger.
Milton Glaser zei daarover ‘Design is essentially a dialogue not a monologue. (…) if you have a relationship with a client which is based on more than professionalism, if you like them and trust them and they trust you and like you, then the possibility for persuasion becomes much greater.’ Vandaar dat het voor de hand ligt dat activistisch ontwerp zich eerder aan de aantonende kant van het spectrum zal bevinden dan aan de kant die direct ingrijpt.
De meer op aantonen en overtuigen gerichte projecten brengen trouwens een groot risico van futiliteit en contraproductiviteit met zich mee. Op een symposium over overidentificatie als verzetsstrategie in de kunst (over het begrip overidentificatie later meer) dat onlangs in Amsterdam werd gehouden sprak Matthias Pauwels van BAVO in die context over ‘tamagotchi-activisme’, een activistische houding die niet op werkelijke verandering is gericht, maar alleen een speelplaats wil zijn om de eigen gevoelens van onrust te sussen, waarna er weer kan worden overgegaan op de orde van de dag.
Als voorbeeld liet hij een website zien, waarop bewoners van de Rotterdamse wijk Crooswijk konden meedenken over hoe hun wijk gesaneerd zou moeten worden. Zij konden in een modelwijk elementen aanbrengen die volgens hen een goede, ‘leefbare’ wijk kenschetsen. Het problematische aan dit ontwerp is dat de fundamentele vraag wordt ontweken: is die hele sociale vernieuwing wel nodig? En hoe zit het met de bewoners?
Deze site vraagt niet naar de fundamenten van de beslissing tot sloop en renovatie en geeft de deelnemers ook geen werkelijke macht of inspraak. Het is dus eerder een pleister op de wonde, een tamagotchi voor de verontruste ziel, dan een instrument dat tot verandering kan leiden.