Post-postmodernisme
Aan het eind van de jaren negentig begonnen voor het eerst barstjes te ontstaan in het postmodernistische défaitisme. Langzaam drong bij velen het besef door dat de geschiedenis nog helemaal niet voorbij is. In tegendeel, de geschiedenis bleek zich te herpakken en gewoon op de oude voet verder te gaan. Steeds meer mensen begonnen in te zien dat, ook al waren de oude ‘grote verhalen’ ten onder gegaan in de val van de Berlijnse Muur, er nog wel degelijk utopische ideologieën werden nagestreefd. Neo-liberalisme, de utopie van de vrije markt, en neo-conservatisme, de utopie van (opnieuw) de vrije markt gecombineerd met een uiterst conservatieve moraal, waren de nieuwe heilstaten. De grote verandering was echter dat niet langer de activisten van links naar deze heilstaten streefden, maar de economen, politici en denkers van de rechterflank.
Deze wederopstanding van de grote verhalen is onlangs zelfs erkend door Fukuyama, de filosoof die de geschiedenis eerder had doodverklaard. In een essay in het magazine bij de New York Times in 2006 vergeleek hij neo-conservatisme met leninisme. ‘(…) the neoconservatives believed that history can be pushed along with the right application of power and will. Leninism was a tragedy in its Bolshevik version, and it has returned as farce when practiced by the United States.’
Naast deze neoconservatieve en neoliberale utopieën ontspruiten tal van andere pogingen om een moderne utopie populair te maken. Het islamitische paradijs van de jihad-strijder is daarvan een voorbeeld, maar ook de ‘vroeger-was-alles-beter-samenleving’ van Jan Peter Balkenende met zijn geloof in Normen en Waarden vormt een begin van een groot verhaal, ietwat benepen maar met alle kenmerken van een conservatieve utopie met een ordentelijke fatsoensheilstaat tot doel.
Met de grote verhalen is ook het actieve verzet weer terug. Deze trend begon zich aan het einde van de jaren negentig steeds duidelijker te manifesteren bij grootscheepse, confronterende protesten tegen neoliberale instanties als de Europese Unie, het IMF en de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De Europese toppen werden steeds vaker toneel van grote demonstraties, rellen en blokkades en in het Amerikaanse Seattle werd in 1999 de bijeenkomst van de WTO volledig lamgelegd door het heftige verzet vanaf de straat. Op het eerste gezicht lijkt daamee de oude, modernistische methode van verzet terug op het toneel.
Echter, het post-postmoderne verzet draagt duidelijk de sporen van het postmodernisme in zich. Bij het sneuvelen van de ideologische onderbouwing van het linkse denken verloren zoals gezegd velen het geloof in de mogelijkheid tot werkelijke verandering. Terwijl om hen heen de globalisering voortraasde en kloven tussen mensen groter werden, richtten zij zich naar binnen, op hun eigen verhaal, weg van de samenleving waarop toch geen invloed kon worden uitgeoefend. Velen gaven alle verzet op en sloten zich af van de grote boze buitenwereld.
Deze typisch postmoderne, depressief aandoende houding ten opzichte van de buitenwereld is niet te doorbreken door toe te geven aan één van de grote verhalen, zowel de oude als de nieuwe, de communistische heilstaat als de utopie van de markt. Dat zou een enorme stap terug zijn, die voor de postmoderne mens niet meer geloofwaardig is.